Taalcursus

Aangezien het blijkt dat een aantal feuten niet zo goed is met onze moedertong, volgt hier een kleine cursus om het taalvermogen ietwat op te krikken.

D of t?

Een gebruikelijke fout is dat mensen de persoonsvorm niet goed spellen, als het gaat om de 'd' of 't' aan het einde van het woord. In de Nederlandse taal spel je woorden in de jij-vorm en in de hij-vorm met een 't' achteraan in het woord. Sommige werkwoorden hebben een 'd' in de stam, zoals het woord vinden. Deze woorden behouden de 'd' van hun stam, maar in de jij- en hij-vorm komt daar nog een 't' bij. Het is dus hij vindt en hij loopt. Woorden in de verleden tijd hebben nooit 'dt'! Overigens hoort de gebiedende wijs tegenwoordig zonder 't' aan het einde, het is dus loop door en niet loopt door.

Verleden tijd

Als de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd staat, dan gebruik je stam+te(n) of stam+de(n). Zie deze twee voorbeelden:

  • ik ren
  • ik rende
  • wij renden

  • ik fiets
  • ik fietste
  • wij fietsten

Meestal weet je of de verleden tijd met -de(n) of -te(n) wordt geschreven. Als je het niet weet, kun je 't kofschip (x) gebruiken. Een ander ezelsbruggetje voor 't kofschip is 't sexy fokschaap.

  • Als de laatste letter van de stam wel in 't kofschip staat: stam+te(n) in de verleden tijd
  • Als de laatste letter van de stam niet in 't kofschip staat: stam+de(n) in de verleden tijd

Sommige werkwoorden hebben veranderletters, dat zijn letters die veranderen zoals de 'z' en de 'v'. Kijk deze twee voorbeelden:

  • verven - ik verf
  • verhuizen - ik verhuis

Als er in een werkwoord zo'n veranderletter staat en je gaat de regel van 't kofschip toepassen, dan kijk je naar de oude letter. Je kunt ook het hele werkwoord gebruiken en daar "en" afhalen. Bij verhuizen kijk je dus of de letter 'z' in 't kofschip staat.


Samenstellingen

 Tussen de woorden van een samenstelling schrijf je soms extra letters (tussenletters). Je schrijft de tussenletters "(e)n" als het éérste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is met alléén een meervoud op -en of -n. Goede samenstellingen zijn dus bejaardenflat, kattenbak, eikenboom en krantenkop.

Je schrijft geen tussenletter wanneer het eerste deel een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op -s (of op -(e)n en -s). Voorbeelden hiervan zijn groentesoep (meervouden zijn groentes en groenten), ruimtegebrek en secondewijzer.

Hieronder staan de uitzonderingen op deze regel:
  1. -Het eerste deel van de samenstelling is de enige in z'n soort (zoals zon, koningin, maan). Voorbeelden hiervan zijn maneschijn, zonnescherm, Koninginnedag en Onze-Lieve-Vrouwekerk .
  2. -Het eerste deel van de samenstelling heeft geen meervoud. Voorbeelden hiervan zijn tarwebrood, roggebrood, erezaak en eremedaille.
  3. -Het eerste deel van de samenstelling is een bijvoeglijk naamwoord. Je hebt bijvoorbeeld rodekool, platteland en hogeschool.
  4. -Het eerste deel van de samenstelling is een werkwoord. Voorbeelden hiervan zijn huilebalk, spinnewiel en knorrepot.
  5. -Het eerste deel van de samenstelling is een versterkend woord. Voorbeelden hiervan zijn beregoed en reuzeplan.
  6. -Het woord is geen samenstelling (maar een versteende uitdrukking).  Voorbeelden hiervan zijn bullebak, duimelot, apekool, schattebout en madelief.

Als samenstellingen een klinkerbotsing hebben, dan dient er een streepje tussen geschreven geworden, zoals bij na-apen. Bij combinaties met een ij is er geen sprake van klinkerbotsing, toch wordt er vaak wel een streepje ingevoegd om het woord duidelijker te maken. Voorbeelden hiervan zijn rijexamen  en zijingang. Er is ook geen sprake van klinkerbotsing bij de combinaties ao, ea, eo, ia, io, iu, oa, ua, ue en uo, en ook niet bij combinaties met een y.